Trouw – ‘extreem geweld’

De term ‘extreem geweld’ in het Indonesië-debat verraadt nog altijd koloniaal denken

Trouw, Marjolein van Pagee, 16 juni 2023

Afgelopen woensdag [14 juni 2023] debatteerde de Tweede Kamer over de uitkomsten van het onderzoeksprogramma Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië 1945-1950. Critici stoorden zich aan het verhullende taalgebruik. Juristen maakten aannemelijk dat het afwijzen van de term ‘oorlogsmisdaden’ geen enkele juridische basis heeft.

Vreemd genoeg hoor je niemand over de terechte kritiek van de voormalige Indonesische minister van buitenlandse zaken, Hassan Wirajuda. Hij was een van de eerste hooggeplaatste Indonesiërs die in februari 2022 zijn mening gaf over wat Nederlandse historici, met hulp van enkele Indonesiërs, gedurende vier jaar hadden onderzocht.

Wirajuda accepteerde de excuses van Rutte niet, omdat ze slechts waren bedoeld voor een gedeelte, in dit geval ‘extreem geweld’, en niet voor al het geweld dat Nederlanders tijdens de onafhankelijkheidsoorlog hadden gebruikt, laat staat dat ze bedoeld waren voor 350 jaar Nederlandse bezetting van Indonesië.

Ingewikkelde debatten

In lijn met de overheid gaf ook het onderzoeksteam de voorkeur aan ‘extreem geweld’ boven ‘oorlogsmisdaden’, omdat het naar eigen zeggen ver weg wilde blijven van ‘ingewikkelde historisch-juridische debatten’. In het samenvattende boek Over de grens (2022) luidt de definitie van extreem geweld: ‘momenten dat geweld bepaalde wettelijke, normatieve of politieke grenzen overschrijdt’. Maar was geweld dat binnen deze grenzen viel dan wél legitiem? En om welke grenzen gaat het?

Dat de overheid kiest voor ‘extreem geweld’, geeft blijk van het uiterst koloniale standpunt dat er gradaties van geweld zijn en dat alleen de meest extreme gevallen afkeuring verdienen. Maar vanuit dekoloniaal perspectief is een koloniale bezetter altijd fout. Het is niet zo dat de koloniale bezetting van Indonesië acceptabel was geweest als we ons iets minder gewelddadig hadden opgesteld en niet aan marteling en standrechtelijke executies hadden gedaan.

De onderzoekers geven zelf toe dat de grens tussen acceptabel en onacceptabel geweld niet makkelijk vast te stellen is. Desondanks leggen ze nergens uit wat normaal geweld volgens hen inhoudt. Ze stellen slechts dat de grens tussen normaal en extreem geweld vaag is en dat ze zich op de ergste uitwassen richten. Maar waarom niet al het geweld onderzoeken waarmee de bezetting in stand werd gehouden?

Vermoedelijk hebben de onderzoekers normaal geweld niet gedefinieerd, omdat anders duidelijk zou worden hoe koloniaal hun hele vertrekpunt is. Stel je voor dat er zwart op wit zou staan dat het doodschieten van gewapende Indonesiërs die voor hun vrijheid vochten helemaal oké was. Dan zouden de onderzoekers uit de kast komen als verdedigers van de bezetting.

Indonesië als bezit

Met het inzoomen op buitensporigheden wekt men de indruk dat als de herbezetting niet zo extreem was verlopen, en we ons aan het oorlogsrecht hadden gehouden, er niets aan de hand was. In feite raakt dit aan de kernvraag die de Indonesische Jeffry Pondaag altijd stelt: ‘welk recht dacht Nederland te hebben om Indonesië als eigen bezit te beschouwen?’ Het gebruik van de term ‘extreem geweld’ gaat dus voorbij aan de veel belangrijkere vraag of een koloniale bezetting überhaupt rechtmatig te noemen is.

Ook al maakt men nu angstvallig onderscheid tussen ‘extreem geweld’ en de juridisch zwaarwegende term ‘oorlogsmisdaden’, beide begrippen gaan uit van acceptabel en onacceptabel geweld. Oorlogsmisdaden worden immers ook als ‘extreem’ gezien. Niet alle Nederlandse acties worden als zodanig aangemerkt. Zo had projectleider en voormalig KITLV-directeur Gert Oostindie het in zijn boek Soldaat in Indonesië (2015) non-stop over ‘oorlogsmisdaden’ als woord voor extreme geweldpleging. Maar ook toen al dacht hij in termen van acceptabel en onacceptabel geweld.

De keuze om het woord weg te laten lijkt afkomstig te zijn van defensiemedewerker Rémy Limpach, op wiens kennis het onderzoek zwaar leunt. In zijn boek De brandende kampongs van Generaal Spoor (2016) schrijft hij dat het woord ‘oorlogsmisdaden’ polariserend werkt en bovendien een juridische term is die historici niet past omdat zij niet op de stoel van de rechter mogen zitten. Vanwege ontbrekende bekentenissen of waterdichte bewijzen is het volgens hem onmogelijk om vast te stellen of een misdaad daadwerkelijk een oorlogsmisdaad is in de juridische betekenis van het woord.

Hiermee zegt hij in feite dat hij de (her)bezetting op zichzelf als legitiem beschouwt en dat niet alle vormen van geweld per definitie afkeuring verdienen. Het laat zich raden wat de Indonesische oud-minister Wirajuda hiervan zou vinden.
—-