Tempo Doeloe? Wiens herinnering is dat? – Studio/K

Tekst presentatie 8 maart 2020, Studio/K, Amsterdam:

Laat ik beginnen met twee stellingen die ik in de komende tien minuten zal toelichten:
1) De witte elite is geen homogene groep: verdeeldheid van witte mensen onder elkaar is typerend voor hoe het koloniale systeem al eeuwen functioneert
2) Koloniale ‘dekolonialen’: het verraderlijke van witte links-progressieven en hun antikoloniale taalgebruik

Allereerst het onderlinge getouwtrek over het koloniale verleden. We praten naar mijn idee te gemakkelijk over de witte bovenlaag als een geheel. Terwijl de verdeling ‘rechts’ versus ‘links’ heel typerend is voor het Westers kolonialisme. Wat ik zeg is dat witte mensen die zich als ‘links’ beschouwen net zo bezig zijn met het bestendigen van hun positie als de spelers op rechts. Zij doen dat alleen op een wat verkapte manier, waardoor racisme en buitensluiting moeilijker te herkennen zijn.

Tempo Doeloe, dus het idealiseren en romantiseren van de koloniale tijd, ik wil er eerlijk gezegd niet al te veel woorden aan vuilmaken. Ik ga er even vanuit dat de meeste mensen hier vinden dat het koloniale verleden aandacht verdient en dat racisme doorwerkt tot nu en niet oké is. Dat we daarvan af moeten.

Kortom, ik denk dat het ontmaskeren van die tempo doeloe-leugen voor jullie niet zo’n punt is. Ik sta hier niet voor een zaaltje FvD aanhangers die vinden dat we niet zo aan zelfkastijding moeten doen maar dat we het romantische idee van kolonialisme in ere moeten herstellen.

Het is zo makkelijk om op dergelijke ideeën van extreemrechts af te geven, en hen een stelletje fascisten te noemen waar wij boven staan. Hetzelfde geldt voor het afschuiven van Tempo-Doeloe-gevoelens op de Indische gemeenschap, wat ik witte progressieven ook wel zie doen. Hiermee worden niet alleen de kritische stemmen vanuit diezelfde gemeenschap gewist, het is ook nog eens een ontkenning van het feit dat ‘tempo doeloe’ een door witte kolonialen gecreëerde leugen is. Tempo Doeloe = made in Holland.

Is er niet iets ingewikkelders aan de hand dan wel of niet het kolonialisme willen goedpraten?

Ik constateer dat in bepaalde kringen het koloniale verleden momenteel erg hip is, verklaren dat er verschrikkelijke dingen zijn gebeurd in het verleden, is geen gewaagd standpunt. Daarnaast is het historisch gezien niet eens een nieuw inzicht.

Als verduidelijking neem ik de ethische politiek, die begin 20e eeuw door het koloniale regime in Nederlands-Indië ingevoerd werd. De witte elite vocht elkaar de tent uit en redetwistte over hoe er gekoloniseerd moest worden. Met aan de ene kant de openlijke hardcore kolonialen en aan de andere kant de politiek-correcte “humane” kolonialen. A la Multatuli.

Als je het mij vraagt zie ik geen omwenteling in het bewustzijn van mijn generatie, ik zie continuïteit. Er wordt slim gegoocheld met woorden, maar verandering? Vergis je niet, kolonialisme is geen generatie-ding, het is een kwestie van macht en hoe die macht zich al eeuwen weet te manifesteren, steeds weer andere gedaantes aannemend.

Je bent niet per se dekoloniaal/ antiracistisch als je tempo doeloe afkraakt. Hetzelfde geldt voor de vaststelling dat er tijdens de koloniale periode veel geweld is gebruikt. Geweld is inherent aan kolonialisme en bezetting. Daar verbaasd over zijn is witte onschuld.

Nu kom ik bij mijn tweede punt, dus hoe semi-kritische witte mensen zich net zo goed schuldig maken aan raciale buitensluiting en onderwerpen toe-eigenen.

Omdat het wat subtieler is gaat het mij niet om wat links-progressieven wél zeggen, want het klinkt soms echt heel goed, maar vooral om wat zij strategisch achter de hand houden op het moment hun eigen positie in het geding is.

Ik kan heel veel voorbeelden geven maar laat ik een recent voorbeeld nemen.

Deze week publiceerden twee Nederlandse historici Roel Frakking en Anne-Lot Hoek in de Groene Amsterdammer een essay getiteld “Een Nederlands onderonsje.” Ze schrijven dat er in Nederland geen werkelijke interesse is voor Indonesische ervaringen of zienswijzen. Zij doen net alsof ze dat onderonsje wensen te doorbreken, en dat ze naar Indonesiërs wensen te luisteren, echter, de ironie wil dat zij met dit stuk een belangrijk Indonesisch perspectief negeren. Zij zijn niet de enigen. Willens en wetens worden twee Indonesische critici in Nederland gecensureerd die het door de overheid gefinancierde onderzoek naar oorlogsmisdaden inhoudelijk bekritiseren. Ik heb het over Jeffry Pondaag en Francisca Pattipilohy. Al in 2017 schreven zij samen een open brief aan de regering om hun bezwaren tegen het onderzoek kenbaar te maken.

En ik moet er even bij zeggen dat Studio/K eerder wel ruimte bood aan zowel Pattipilohy, Pondaag en hun kritiek. Dus er zijn uitzonderingen, maar heel zeldzaam. Ik herinner mij dat het publiek toen ook voornamelijk niet-wit was, dat ik dacht, waar zijn nu al die witte onderzoekers die oproepen om naar de Indonesiërs te luisteren. Als eenzame uitzondering denk ik ook aan de columns van Reza Kartosen-Wong in het Parool, die de brief wel eens genoemd heeft. Maar goed, wat ik hier betoog gaat natuurlijk vooral over de overwegend witte nieuwsredacties die dit al die tijd niet hebben opgepakt.

In het stuk in de Groene Amsterdammer wordt redelijk uitgebreid stilgestaan bij de rechtszaken die Indonesische nabestaanden aanspannen tegen de Nederlandse staat. K.U.K.B.-voorzitter Jeffry Pondaag, de drijvende kracht achter de rechtszaken, mag alleen dáár wat over zeggen, maar voor zijn kritiek op het onderzoek is geen ruimte.

En ik weet nu al, als ik de auteurs hierop zou wijzen dan krijg ik te horen: “ja maar dat was niet het onderwerp van ons artikel.” Terwijl het punt is nu juist: wáárom is dat geen onderwerp van geen enkel artikel? Waarom krijgen de betrokken onderzoekers wel alle ruimte in de media en critici van het onderzoek niet? Daar gaaf het om.

Deze twee historici verwijzen alleen even snel, tussen neus en lippen naar, ik citeer: “de kritische discussie rond het onderzoek…” that’s it. Meer staat er niet! “De kritische discussie”. Wat begrijpt een onwetende lezer hier nou van. Welke discussie? Als deze nou dagelijks op de voorpagina van de Volkskrant stond, oké, maar dat is nu juist niet het geval. “De kritische discussie rond het onderzoek…” Dat is toch geen fatsoenlijke introductie van een onderwerp? Zo komt een lezer in ieder niet te weten door wie die discussie is aangewakkerd en waar die over gaat. Ik kan niet anders concluderen dan dat deze schrijvers doelbewust een rookgordijn opwerpen omdat ze het niet over hun eigen betrokkenheid willen hebben.

Ook al wordt de brief, en de mensen erachter, dan genegeerd door de gevestigde media, via social media is de impact niet gering. De brief heeft behoorlijk wat teweeggebracht. Juist daarom vind ik het zo kwalijk dat journalisten gewoon hun werk niet doen. Waarom besloot geen enkele redacteur tot een dubbelinterview met Pondaag en Pattipilohy waarin zij hun commentaar uit de doeken doen?

Ook al zijn journalisten het met deze brief oneens, dat kan, maar dan nog moeten ze het gewoon noemen, het is toch nieuws als zo’n groot project meteen kritiek ontvangt.

Vanuit het onderzoeksteam wordt wel individuele interesse getoond in bijvoorbeeld het archief van Stichting K.U.K.B., dit verzoek wordt dan ook nog als zogenaamde samenwerking voorgesteld, terwijl de uitwisseling vrij eenzijdig is. Daarnaast zegt men ook interesse te hebben in het levensverhaal van mevrouw Pattipilohy. Maar hun kritiek erkennen en meenemen, ho maar. Zouden ze daar niet eerst eens mee moeten beginnen. Er moet op zijn minst een basis van vertrouwen zijn voordat je onderzoekers in je archief laat neuzen.

Overigens is dit niet het enige stuk in de Groene Amsterdammer dat de stem van Pattipilohy geheel negeert. Zoek maar het stuk op van Remco Raben (die ook meedoet aan het onderzoek) en Larissa Schulte-Nordholt. Zij schreven zelfs dat het dempen van stemmen een koloniale reflex is maar vervolgens doen ze er dus zelf keihard aan mee! Of lees het artikel van Niels Mathijssen die de kritiek op het onderzoek framed als een “interne stromingenstrijd” en betrokken onderzoekers als Anne-Lot Hoek en Remco Raben als de kritische denkers van het project naar voren schuift. Ook Niels Mathijssen interviewt Pattipilohy niet. Hetzelfde geldt voor het stuk van Maurice Swirc over de wet van 1971, ook hij zwijgt.

Al deze witte Nederlandse historici en journalisten zwijgen, en met hun zwijgen doen zij kritische niet-witte stemmen onrecht aan.

Erger nog, dan gaan zij ook nog eens aan de haal met ideeën waar Pattipilohy over spreekt. Dus ordinaire toe-eigening zonder erkenning. Het koloniseren van een discussie en er met de credits van doorgaan. Zo nemen ze ruimte in die deze kritische Indonesiërs niet krijgen, aangezien hun opiniestukken telkens worden afgewezen.

En dan is het vandaag internationale vrouwendag. Racisme en seksisme gaan vaak samen. Daarin worden niet-witte vrouwen nog eens dubbel geraakt. Waarom toch dat hele dikke gordijn om Francisca Pattipilohy heen? Is haar boodschap dan zo onverdraaglijk? Een vrouw niet zien staan, niet horen, terwijl ze toch luid en duidelijk spreekt, dat is toch wel het klassieke voorbeeld van seksisme.

De twee stellingen waarmee ik begon hebben met elkaar te maken. Uit het besef dat de witte elite geen homogene groep vormt, volgt automatisch dat witte links-progressieven dus ook machtsposities innemen, of invloed uitoefenen. Antikoloniale retoriek gebruiken is niet hetzelfde als fundamenteel kritiek uiten op het systeem zelf.

Ik wil afsluiten met de bekende uitspraak van Noam Chomsky die luidt: “The smart way to keep people passive and obedient is to strictly limit the spectrum of acceptable opinion, but allow very lively debate within that spectrum.” De zienswijze van Pattipilohy en Pondaag is duidelijk geen ‘acceptable opinion’.

Mijn oproep zou zijn: laten we sceptischer zijn en niet meteen in onze handen klappen als een witte Nederlander zegt: “koloniale misdaden zijn verschrikkelijk”, en “Tempo Doeloe weg ermee.” Zoiets roepen is niet zo moeilijk, maar de vervolgvraag is dan: wat doen zij op het moment hun positie ter sprake komt. Kiezen zij dan voor zichzelf, hun boterham, het beschermen van hun broodheer of tonen (met alle risico’s van dien) de stemmen achter het gordijn?

© Marjolein van Pagee