Nederlandse overheid: ‘wij pleegden geen oorlogsmisdaden in Indonesië’  

Nederlandse overheid: ‘wij pleegden geen oorlogsmisdaden in Indonesië’

De Engelse versie van dit stuk verscheen op 22 februari 2023 in The Jakarta Post, de Nederlandse versie is aangeboden bij: NRC, de Volkskrant, Trouw, Parool, De Groene Amsterdammer, HPdeTijd, One World, de Andere Krant, geen van hen wilde het plaatsen

Door: Marjolein van Pagee

Onlangs leverden vijf Nederlandse juristen stevige kritiek op het officiële overheidsstandpunt ten aanzien van het onderzoeksproject ‘Onafhankelijkheid, Dekolonisatie, Geweld en Oorlog in Indonesië, 1945-1950.’ De eerste resultaten van deze studie werden in februari 2022 gepubliceerd en in de loop van het jaar volgden nog een aantal sub-studies.

In de gevestigde media bleef het opvallend stil maar in het Nederlands Juristenblad (NJB) verschenen drie artikelen met daarin kritiek op het standpunt van de regering dat er in Indonesië geen oorlogsmisdaden zouden zijn gepleegd. Theo de Roos, Jurjen Pen en Stan Meuwese hadden het over ‘de weinig opgemerkte tweede regeringsreactie’ van 14 december 2022, waarin Rutte stelde dat de term oorlogsmisdrijven niet van toepassing zou zijn op de onafhankelijkheidsoorlog van Indonesië. Ook Cornelis J. Wisse in zijn stuk ‘Nederlandse oorlogsmisdrijven in Indonesië’ kwam tot de conclusie dat de positie van het kabinet juridisch onhoudbaar is. Het derde stuk van Irawan Sewandono, ‘Oorlog, oorlogsrecht en oorlogsmisdrijven 1945-1949’ betoogde dat het onderzoek een belangrijk perspectief liet liggen door in te zoomen op het geweld van 1945-1949, terwijl dit niet los kan worden gezien van de eeuwen koloniale onderdrukking van daarvoor, en specifiek de impact van het drielaagse apartheidssysteem dat Nederland daar had ingevoerd.

Koloniaal denken afgeschaft? 

Dit laatste heeft de overheid formeel wel toegegeven. In de eerste, voorlopige reactie van vorig jaar is een zinnetje opgenomen dat het geweld van 1945–1949 ‘niet los kan worden gezien van de koloniale periode die eraan voorafging.’ Tevens erkenden ze dat koloniaal denken ook na de Tweede Wereldoorlog nog het leidende narratief was voor Nederlandse politici en bestuurders. Anders dan na de publicatie van de Excessennota in 1969, concludeert de regering nu dat het geweld structureel was. Maar is het nieuwe overheidsstandpunt daarmee antikoloniaal? Antikolonialisme gaat namelijk over het besef dat koloniale bezettingen immoreel en bovenal illegaal waren.

Wat betekent het dat het onderzoeksteam in februari 2022 verklaarde dat ze bewust afstand hielden ‘van juridische kaders en begrippen uit het internationaal recht’. Waarom was dat?

Geen oorlogsmisdaden 

In de tweede kabinetsreactie gaat de overheid nog een stapje verder door te beweren dat Nederlandse misdaden in Indonesië vanuit juridisch opzicht geen ‘oorlogsmisdaden’ waren omdat het geldende recht uit die tijd het begrip nog niet kende en dat het bovendien ‘een niet-internationaal conflict’ betrof. Dit zegt alles over hoe koloniaal de overheid nog steeds denkt. Het uitgangspunt dat de Indonesische archipel ooit Nederlands grondgebied was, laat zien dat koloniaal denken nog steeds het leidende narratief is voor Nederlandse politici vandaag de dag. Dit verklaart eveneens dat Nederland de Indonesische onafhankelijkheid van 1945 nooit juridisch heeft erkend omdat de regering dan zou moeten toegeven dat ze een onafhankelijke staat heeft aangevallen.

Het enige wat de overheid toegeeft is dat als dezelfde misdaden nu zouden zijn gepleegd, sommige van deze daden op basis van de huidige wetgeving als ‘oorlogsmisdaden’ zouden kunnen worden aangemerkt. Dit klinkt als de juridische versie van het ‘in-de-context-van-die-tijd’ argument dat veel conservatieve historici gebruiken om koloniale mensenrechtenschendingen te vergoelijken. Simpel gezegd gaat het om de gedachte dat een wrede daad die nu verboden is, destijds was toegestaan omdat er geen wet voor bestond. Met andere woorden: de Holocaust is alleen een schending van de mensenrechten volgens de internationale rechtsnormen van vandaag, maar tussen 1940 en 1945 was het vanuit juridisch oogpunt geen overtreding.

Onderzoek politiek gemotiveerd 

Jarenlang waarschuwde ik voor de politieke motivatie achter de financiering van het onderzoeksproject naar ‘extreem geweld’. In 2017, via de website van mijn stichting Histori Bersama, bood ik ruimte aan een kritische open brief die geschreven was door twee Indonesiërs in Nederland: Jeffry Pondaag en Francisca Pattipilohy.

Hoewel de overheid in haar tweede reactie verwijst naar het maatschappelijke debat dat nu plaatsvindt, zwijgt de brief in alle talen over de fundamentele en antikoloniale kritiek die het project vanaf het begin ontving.

Sterker nog, de tweede kabinetsreactie laat zien dat Indonesiërs er in het geheel niet toe doen. Het enige waar Nederlandse politici in Den Haag om lijken te geven zijn de tere gevoelens van Nederlandse veteranen (de daders), de Indische Nederlanders en de Molukse gemeenschap (de collaborateurs).

Angst voor herstelbetalingen 

Opvallend genoeg meldt de brief wel dat er schadevergoedingen zijn betaald aan Indonesische weduwen, echter, er wordt niet uitgelegd dat deze betalingen en de bijbehorende excuses voortkomen uit rechtszaken aangespannen door het Comité Nederlandse Ereschulden (KUKB). Ook de naam van KUKB-voorzitter Jeffry Pondaag, de drijvende kracht achter deze zaken, laat de tweede kabinetsreactie achterwege. Door de feiten op die manier te verdraaien doet de overheid voorkomen alsof zij op eigen initiatief, puur uit barmhartigheid, is overgegaan gegaan tot het betalen van schadevergoedingen en het maken van excuses.

In werkelijkheid verhullen deze politieke manoeuvres de grootste angst van de Nederlandse overheid, namelijk: herstelbetalingen. In 2008, toen de eerste Indonesische claims binnenkwamen, gingen de alarmbellen af in Den Haag. Dat is de reden dat Pondaag en zijn organisatie systematisch is buitengesloten en ook nu weer genegeerd wordt. Het zijn aanwijzingen dat zijn stap naar de rechter de Nederlandse belangen in gevaar bracht. De gruwelijke misdaden die door de rechtszaken in het volle daglicht werden gesteld, deden het Nederlandse beeld van democratisch, en rechtvaardig land wankelen. Ik meen dat het beperken van de imagoschade de reden is geweest voor het financieren van onderzoek.

Dat vijf juristen nu gehakt maken van het overheidsstandpunt is veelbetekenend, toch is het niet alleen een juridisch onverdedigbaar standpunt, het is ook moreel gezien volstrekt onaanvaardbaar om te stellen dat Nederlanders in Indonesië geen oorlogsmisdaden zouden hebben gepleegd.