Lezing Historicidagen Groningen

Allereerst wil ik mijn dank uitspreken naar Patty Gomes die de initiatiefnemer is van zowel dit gesprek als de debatavond in de Balie afgelopen juni. Beide hadden niet plaatsgevonden als Patty niet het initiatief had getoond.

Ik ben gevraagd om te spreken over het door de overheid gefinancierde onderzoek naar geweld in Indonesië tussen 45-49, en met name de omgang met niet-witte critici als Jeffry Pondaag en Francisca Pattipilohy. Laatstgenoemde wordt zelfs geheel genegeerd, alsof ze niet bestaat. Ik stel dat er sprake is van structurele buitensluiting, van negatie, van censuur in de media. Er is ook sprake van criminalisering, zoals in het geval van de leden van Stichting Majority Perspective en actiegroep de Grauwe Eeuw. Michael van Zeijl en Christa Soeters (zij was de eerste die zich uitsprak over het hypocriete aan Dodenherdenking) zijn beiden van Indische diaspora, en vanaf het moment dat zij zich zijn gaan uitspreken hebben zij te maken met geweld, intimidatie, juist van overheidswege, en worden door Nederlandse journalisten unaniem geframed als crimineel.

Voordat ik verder inga op specifiek het onderzoek, eerst een aantal opmerkingen in het algemeen over racisme, het woord dat niemand graag in de mond neemt omdat het ongemakkelijk is en confronterend is om erover te spreken. Toch is het hoog tijd dat we dat doen. Ik pretendeer hiermee niet dat ik al wit persoon het vuilige aan racisme zou hebben doorgrond, dat ik zelf niet racistisch zou zijn. Want het maakt natuurlijk alles uit of je weet hoe het is om op basis van huidskleur, van uiterlijkheden gediscrimineerd te worden. Ik ken alleen de voordelen, ik weet slechts hoe het is om als wit persoon op te groeien en de koloniale leugens om je heen te horen alsof het maar normaal is. Wit als neutrale norm. Alsof wit niet evengoed een raciaal-sociale constructie is die door het kolonialisme superieure eigenschappen werd toegedicht en waarin velen van ons nog steeds geloven. In ieder geval vind ik dat wij witte mensen een groot probleem hebben gecreëerd, een wereldwijde manier van denken die op touw is gezet als tool voor eigen gewin. En het niet in opstand komen tegen dit systeem, houdt het in stand. Het stilzwijgend genieten van je positie, je mond houden op cruciale momenten, kritische niet-witte mensen niet het platform geven dat zij verdienen, het maakt je medeplichtig. Natuurlijk vind ik dat wij allereerst moeten luisteren naar wat niet-witte mensen hierover te zeggen hebben, en het is belangrijk om de mensen van wie je iets leert de credits te geven, maar ik vind niet dat de groepen die lijden onder dit systeem de verantwoordelijkheid hebben om witte mensen te onderwijzen, wij moeten zelf ons huiswerk doen en ons verdiepen in de werking van racisme, om deze leugen definitief uit te bannen.

Zoals Patty ook al uitlegde, is het natuurlijk niet de bedoeling om het gedachtegoed van niet-witte mensen over te nemen en daarmee te koop gaan lopen alsof jij zelf het wiel hebt uitgevonden. Noem namen en erken de voortrekkersrol van mensen die dit agenderen en erken ook dat zij veel grotere risico’s lopen en veel meer ellende over zich heen krijgen op het moment zij zich uitspreken.

Om die leugen uit te bannen zal een systeem ontmanteld moeten worden. Want racisme is niet alleen een manier van denken dat we in een ver verleden normaal vonden en waar we nu afstand van hebben genomen. Nee, racisme is verbonden aan het Westers kapitalistisch wereldsysteem dat tot toe nog bestaat en veel macht heeft.

En witte vrouwen weten het: het is ook een enorm patriarchaal systeem. Nu pas zie je dat witte vrouwen doordringen tot hogere posities, ook in de geschiedeniswereld. En dan is het nog steeds ongelijk. Maar het is evenzeer instandhouden van racisme als witte vrouwen in hun strijd voor gelijkheid, racisme niet meenemen. Het een heeft gewoon met het ander te maken. En het is belangrijk om je onderdrukte positie binnen de hiërarchie te kennen. Waar zit jij in de machtspyramide: wie staat er aan de top, wie zit er tussenin en wie zit er helemaal onderaan. En hoe bespeelt de top de lagere regionen. En als er sprake is van buitensluiting, hoe verhouden gender, uiterlijkheden, etnische achtergrond, sociale klasse en iemands mening zich tot elkaar?

Niemand wil een racist zijn, niemand wil voor koloniaal worden uitgemaakt. Een echte racist schiet in de verdediging. Het verraderlijke is wellicht dat racisme vele vormen kent. Soms is het heel subtiel, verpakt in ontkenning en tegenstrijdige uitspraken in de trant van: ik ben het met je eens, maar… natuurlijk keur ik kolonialisme af maar… Wat er doorgaans volgt op dat “maar” is ronduit vergoelijkend. En ja, zodra je dat mechanisme eenmaal herkend dan is het allemaal niet zo subtiel natuurlijk. Christa Soeters zei laatst in een gesprek dat juist het passief-agressieve aan het Nederlandse racisme zo enorm frustrerend is. Dat racisme geen racisme is want het is een kinderfeest. En het is toch overduidelijk: Nederlandse universiteiten, het bedrijfsleven, de media en overheden zijn nog steeds overwegend wit, geen afspiegeling van de samenleving, van de wereld. Het geschiedenisbedrijf is daarop geen uitzondering. In witte bolwerken verandert weinig omdat het ons-kent-ons is. Kijk maar om je heen! En daarbij komt dat een groot deel van de minderheidsgroepen in Nederland direct met kolonialisme te maken hebben. Ze zijn hier niet zomaar toevallig, ze zijn hier omdat wij daar waren.

Het probleem is wellicht dat racisme vaak niet als zodanig herkend wordt omdat we niet getraind zijn om het te herkennen. Dit onvermogen uit zich zelfs in onze beperkte woordenschat waardoor je ziet dat activisten Engelse termen in het Nederlands introduceren om een probleem te duiden. Ik denk dat de armoede in onze taal iets betekent, het zegt iets dat we niet eens de woorden hebben om dit onderwerp te bespreken. In die zin meen ik dat het racisme-debat in Nederland in de kinderschoenen staat. En dat is niet omdat niet-witte mensen nooit verzet hebben getoond, en dit alles zomaar over zich heen hebben laten komen. Er wordt gewoon niet geluisterd, kritiek wordt gemarginaliseerd, als ook de kritiek op het Indonesië-onderzoek laat zien, waarover zo meteen meer. Nu ja, het is niet helemaal waar als ik zeg dat er in zijn geheel niet geluisterd wordt, er wordt meestal toch ‘iets’ gedaan met kritiek van niet-witte mensen, anders was het thema van de historicidagen ook geen ‘inclusiviteit’ geweest. Het is toch een reactie op iets dat momenteel speelt. Het probleem is dat wat er dan gedaan wordt vaak een afzwakking is van het oorspronkelijke punt. Het witte establishment is eigenlijk voortdurend op zoek naar een consensus om maar niet van racisme of discriminatie beticht te worden. Niet-witte thema’s worden overgenomen zonder dat de structuur daadwerkelijk verandert. De niet-witte mensen die onderwerpen als koloniale mensenrechtenschendingen, koloniale dader-verering, racisme, buitensluiting op de kaart hebben gezet worden buiten spel gezet. Dat gaat weer over die toe-eigening waar Patty het over had.

Het zijn altijd anderen die racistisch zijn. Het is net als kolonialisme geen onderwerp dat uitvoerig bestudeerd, geanalyseerd en geproblematiseerd wordt. En waarin de stem van niet-witte mensen die hierover nadenken en het aan den lijve ervaren als leidend wordt gezien.

Wat mij opvalt is dat er wel studies zijn die aandacht besteden aan koloniale uitingen, de gruwelijke resultaten, het geweld, maar die de ideologie, de koloniale leugen erachter niet bestuderen. Daar zit het gebrek.

Als dekoloniale concepten al gedoceerd worden op Nederlandse universiteiten dan gaat het vrijwel nooit over onszelf. Het gaat dan over Engeland, Frankrijk, over de VS, ik heb dit zelf gezien toen ik in Leiden een master koloniale geschiedenis volgde. We passen de kennis niet toe. Hoewel racisme dus alomtegenwoordig is, een rode draad dat in al ons doen en laten terugkeert. Toch zien we het niet als “ons” probleem, we zien het als het probleem van “hen”, het probleem van “de ander”, groepen mensen die in dit land als minderheden worden beschouwd, waar de witte elite iets aan moet doen, zoals dit congres organiseren met alleen maar witte mensen en dan als thema ‘inclusiviteit’ kiezen.

Diversiteit, inclusiviteit, multi-perspectiviteit, het zijn allemaal woorden die de ongelijkheid niet op een fundamenteel niveau aanpakken omdat het de witte dominante visie niet radicaal verwerpt. Terwijl het witte koloniale perspectief met alle bijbehorende structuren in zijn geheel zal moeten wijken willen we werkelijk vooruitgang boeken.

In ieder geval, als we hier vandaag de color-line in het Nederlandse geschiedenisbedrijf bespreken laten we dan niet slechts aandacht besteden aan de meest expliciete uitingen van racisme omdat het makkelijk is om je daarvan te distantiëren. Tijdens de debatavond bij de Balie benadrukte ik dat racisme niet iets van ‘extreem-rechts’ is, ik meen dat koloniale geesten zowel in linkse als in rechtse kringen opdoemen, hoe tegenstrijdig hun ideeën ook zijn. De linkse racisten weten het alleen beter te camoufleren. Dat is het ‘passief-agressieve’ waar Christa Soeters op doelde.

Ik spreek de hoop uit dat we de discussie aangaan vanuit de constatering dat racisme en koloniale denkbeelden in eenieder van ons verankerd zijn. Wij allen zijn geïndoctrineerd, ons aller denken gevormd door de koloniale leugen die van kinds af aan als vanzelfsprekend aan ons wordt opgedrongen. En ja, ook niet-witte mensen worstelen daarmee en zijn beïnvloed, maar het is extra moeilijk voor de witte mens om het onder ogen te zien, aangezien het toepassen van zelfkritiek op dit vlak verweven is met allerlei prettige privileges. Het bekritiseren ervan brengt met zich mee dat je een stap opzij doet, dat je ruimte maakt, dat je je positie opgeeft.

De witte Nederlander vormt de kern van het probleem. En dat probleem gaat niet opgelost worden als het witte establishment slechts vanuit politiek-correcte overwegingen een aantal niet-witte mensen toelaat, zeker niet als juist individuen worden geaccepteerd die braaf binnen de lijntjes kleuren. Dat is zelfs tokenisme, dat wil zeggen: het mondjesmaat toelaten van mensen uit minderheidsgroepen om diversiteit te pretenderen, dit, om te voorkomen van racisme beticht te worden. Om heel eerlijk te zijn kan ik het woord “inclusiviteit” niet meer horen. Het is een woord geworden waarmee witte mensen hun progressiviteit tonen. Onderwijl een discussie over eigen posities uit de weggaand. Dan is het ineens “heel ingewikkeld.”

En alles van wat ik zojuist geschetst heb is terug te zien in het door de overheid gefinancierde onderzoeksproject: “Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950”. En met name voor wat betreft de omgang en de reactie op de kritiek. Ik zie racisme, ik zie tokenisme, ik zie censuur, ik zie toe-eigening en ik zie de belangenverstrengeling die verband houden met enorme financiële belangen van de Nederlandse Staat.

Ook hier is sprake van toe-eigening zonder dat de Indonesiër Jeffry Pondaag recht wordt gedaan. Voor wie dit niet weet, Pondaag is de voorzitter van stichting K.U.K.B. die sinds 2008 succesvolle rechtszaken voert tegen de Nederlandse Staat over Nederlandse oorlogsmisdaden begaan tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog. Het was Pondaag die de weduwen van het West-Javaanse dorp Rawagede in contact bracht met mensenrechtenadvocate Liesbeth Zegveld en in 2011 wonnen ze de eerste reeks rechtszaken. Door deze juridische stap werd de overheid gedwongen om excuses aan te bieden en schadevergoeding te betalen. Hierdoor kwam het onderwerp Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië weer op de agenda. In die volgorde moet je de totstandkoming van het door de overheid gefinancierde onderzoek zien. Sterker nog: zou de Staat werkelijk 4,1 miljoen euro onderzoeksgeld hebben uitgetrokken als er geen Indonesische rechtszaken waren geweest die hen sinds 2008 met de neus op de feiten drukt?

Het is heel goed mogelijk dat u nog nooit gehoord heeft dat het project überhaupt onder vuur ligt. Hoewel de kritiek meteen bij aanvang werd geuit.

Anderhalf jaar lang heeft geen enkele krant, geen enkele journalist, geen enkel nieuwsmedium de moeite genomen om het publiek te informeren over de fundamentele kritiek die het project al meteen bij de kick-off in 2017 ontving. Twee in Nederland wonende Indonesiërs, K.U.K.B.-voorzitter Jeffry Pondaag en de 93-jarige Francisca Pattipilohy stuurden destijds een open brief aan de regering die op de website van mijn stichting Histori Bersama werd gepubliceerd en die inmiddels door 144 personen is ondertekend.

Talloze persberichten ten spijt, geen journalist voelde zich geroepen om de mediastilte te doorbreken en melding te maken van de schandalen rondom het onderzoeksproject dat de belastingbetaler 4 miljoen euro kost en dat in 2021 af moet zijn. Ook niet toen ik een paar weken geleden via de website van mijn stichting Histori Bersama een persbericht liet uitgaan met het nieuws dat de woordvoerder van het project openlijk had toegegeven dat er een link bestaat tussen het onderzoek en de Indonesische claims die door Jeffry Pondaag worden ingediend. Zelfs niet toen bekend werd dat er meerdere malen gelogen is over de zogenaamde “nauwe samenwerking” met Indonesische onderzoekers die in werkelijkheid een volledig onafhankelijk team hadden geëist. Overigens heb ik dit laatste uit de eerste hand, want voorafgaand aan de kick-off had ik regelmatig contact met de Indonesische projectleider en professor Bambang Purwanto die mij zei dat hij niet wenste samen te werken met zijn Nederlandse collega’s maar een apart team wilde. Ik zeg dit even expliciet omdat dit steeds wordt ontkend. Ik heb de smsjes nog, de e-mails.

Het punt is dat de Nederlandse onderzoekers, zijn wens nooit hebben kenbaar gemaakt, integendeel, vanaf het begin is de indruk gewekt dat er nauw zou worden samengewerkt met Indonesiërs. Dit is dus het tokenisme wat ik zie. Het is duidelijk dat die Indonesische “nauwe samenwerking” waar de Nederlandse onderzoekers zo prat op gaan, dient om te voorkomen dat ze van racisme worden beticht. Deze fake inclusiviteit was blijkbaar zelfs een leugentje waard. In ieder geval, wordt over deze inconsistentie ook al niet bericht door de Nederlandse gevestigde media. Laat staan dat een Nederlandse krant het noemenswaardig vond te melden dat Indonesische onderzoekers substantieel minder blijken te verdienen dan hun Nederlandse collega’s.

Ten slotte ook geen massale ophef toen critici aantoonden dat het onderzoek een miljarden-afpersing negeerde. Jarenlang bestond onduidelijkheid over de vraag of Indonesië gedwongen was om in ruil voor de onafhankelijkheid 4,5 miljard gulden aan Nederland te betalen, toen stichting Majority Perspective aantoonde dat het geld inderdaad betaald was, moesten de onderzoekers toegeven dat zij hier zelf geen onderzoek naar hadden verricht.

Voordat ik verder inga op de enorme financiële belangen die schuilen achter deze opvallende mediastilte, allereerst een korte samenvatting die rechtdoet aan de betrokkenen.

Jeffry Pondaag en Francisca Pattipilohy besloten samen in november 2017 om de regering een open brief te schrijven met bezwaren over de aanpak, opzet en uitvoering van het onderzoeksproject. Niet alleen stelden zij de link tussen de rechtszaken en het onderzoek aan de kaak, ook vonden zij het onverantwoord dat dé oorzaak van al dat geweld, drie eeuwen Nederlands kolonialisme en racisme, niet het vertrekpunt vormt.

Voor de publieke presentatiebijeenkomst van de open brief in Leiden hadden zich 150 mensen aangemeld. Onder de aanwezigen zat ook de Indonesische ambassadeur, een ambtenaar van het ministerie van Buitenlandse Zaken en NRC-journalist Frank Vermeulen. Laatstgenoemde was notabene door de krant aangewezen om de komende vier jaar verslag te doen van het onderzoek. Toch schreef hij nooit over de protestbijeenkomst die hij had bijgewoond. Sterker nog, in de loop van de tijd plaatste NRC alleen opiniestukken van academici die het onderzoek uitvoeren, vaak ook nog met de schijnheilige oproep om “naar de Indonesiërs te luisteren”, onderwijl deze twee Indonesiërs volledig negerend en alle opiniestukken van critici afwijzend.

Overigens is de reactie op het verzet van niet-witte Nederlanders en Indonesiërs niet eenduidig. In het geval van mevrouw Pattipilohy wordt gekozen voor de makkelijkste optie, zij wordt volledig genegeerd alsof ze niet bestaat. Pondaag daarentegen wordt soms wel genoemd of aangesproken maar altijd uiterst negatief geframed als “activist” die zomaar wat roept. De leden van Majority Perspective hebben te maken met direct geweld en intimidatie van overheidswege, met name na het onthullen van de miljarden-afpersing.

Terug naar het mechanisme van buitensluiting én de reden voor de toepassing van censuur. Het probleem is wellicht dat de meeste Nederlanders censuur associëren met buitenlandse, dictatoriale regimes, een-ver-van-ons-bed-show. Deze superieure gedachte sust menigeen in slaap. Het naïeve geloof in vrijheid van meningsuiting zorgt ervoor dat wij geen oog hebben voor de corrupte werking van het eigen systeem. Hoewel Westerse censuur anders werkt dan in een klassiek autoritaire staat, lopen ook hier lijntjes tussen media, wetenschap en regering, zeker als het op staatsgevoelige informatie aankomt. Omdat we zijn opgevoed met het idee dat we in een vrije democratie leven, gaan we ervan uit dat het hier wel snor zit. Daardoor zien we niet in hoe problematisch het is als het Nederlandse Instituut voor Militaire Historie (NIMH), dat direct onder het ministerie van Defensie valt en de overheid bijstaat in het afwijzen van de Indonesië-claims, het onderzoek uitvoert.

Wat staat er nu eigenlijk op het spel?

Als Nederlanders mogen we dan in het algemeen weinig kennis hebben van ons koloniale verleden, het is geen onderdeel van het curriculum, rekenen kunnen we hier wel. De succesvolle K.U.K.B.-rechtszaken maken duidelijk dat het oprakelen van koloniale mensenrechtenschendingen financiële consequenties met zich meebrengt. Rechtvaardigheid kost geld. De vraag is of de overheid werkelijk 4,1 miljoen euro zou hebben uitgetrokken als er geen politieke en juridische druk uitging van de rechtszaken die nog steeds lopen. Vanuit de politiek gedacht is het voor de hand liggende motief om onderzoek te financieren om het opengaan van de beerput controleerbaar te houden.

Dit is niet de eerste keer. Het financieren van het huidige onderzoek is vergelijkbaar met het politieke antwoord op de commotie in 1969, toen veteraan Joop Hueting uit de school klapte over oorlogsmisdaden. Om de boel te sussen werd van overheidswege een ‘Excessenota’ opgesteld. Net als toen veinst de overheid ook nu weer verantwoordelijkheid in de hoop dat we dit boek eens en voor altijd kunnen sluiten.

In werkelijkheid wordt hiermee verdoezeld dat de staat zich in de rechtszaal juist heel onwelwillend opstelt tegenover Indonesische nabestaanden van oorlogsgeweld. Nieuwe claims worden afgewezen, Indonesische getuigenissen in twijfel getrokken en de staat gaat zelfs in hoger beroep. Deze discrepantie verklaart in ieder geval waarom de rechtszaken én het onderzoek steeds angstvallig uit elkaar worden gehouden. De claims van Jeffry Pondaag en zijn fundamentele kritiek op het onderzoek zijn dusdanig ‘gevaarlijk’ omdat ze veel geld kosten en de Nederlandse hypocrisie ontmaskeren.

Het is belangrijk dat we het smoren van de kritiek koppelen aan de enorme financiële belangen die op het spel staan. Het onthullen van de afpersing van 4,5 miljard gulden ligt waarschijnlijk het meest gevoelig, omdat deze aantoonbaar onrechtmatig is verkregen en bij toepassing van het internationaal recht, kan moeten worden terugbetaald. Als dat zou gebeuren zou dit de weg vrijmaken voor herstelbetalingen ter waarde van honderden miljarden euro’s indien Indonesië opeist wat Nederland daar in de loop van de eeuwen heeft geroofd.

Ik sluit af met de stelling dat we het niet over inclusiviteit kunnen hebben als niet allereerst erkend wordt dat de witte visie én systematische dominantie zal moeten wijken.

Video registratie:

https://youtu.be/rWlEPsdgsXU