Frans Timmermans

Timmermans liet Indonesië-veteranen als baksteen vallen

Groenlinks-PvdA en hun leider Frans Timmermans slaan zichzelf graag op de borst voor hun kritische houding jegens het Nederlandse koloniale verleden. Maar als minister van Buitenlandse Zaken liet hij drie mariniers die werden veroordeeld omdat ze in 1947 in Indonesië hadden geweigerd een dorp plat te branden, vallen als een baksteen.

De Andere Krant, 30 september 2023, Door: Marjolein van Pagee

“Nederland heeft excuses gemaakt voor het koloniale en slavernijverleden. Nu is het tijd om werk te maken van verbinding en herstel”, meldt het verkiezingsprogramma van Groenlinks-PvdA. “In het hele onderwijs komt er voldoende aandacht voor het koloniale en slavernijverleden van ons land. (…) Historische figuren die misdaden tegen de menselijkheid hebben begaan of verantwoordelijk waren voor genocide, worden niet meer verheerlijkt.”

In het voorwoord schrijft Frans Timmermans dat alles begint met vertrouwen: “Vertrouwen in een overheid die burgers vertrouwen schenkt.”

Maar hoe betrouwbaar is Timmermans zelf? En hoe consequent is hij als het aankomt op veroordeling van het Nederlandse koloniale verleden? In 2012 pleitte Timmermans als Kamerlid van de PvdA – die voorafgaand aan de verkiezingen in september nog in de oppositie zat – voor eerherstel van drie Nederlandse mariniers die in 1947 hadden geweigerd een Javaans dorp, inclusief de inwoners, in brand te steken. Dat zij daarvoor een gevangenisstraf hadden uitgezeten, was bij nader inzien – omdat we de oorlog tegenwoordig als herbezetting beschouwen – een onrecht dat moest worden hersteld, zo vond ook Timmermans. Op 6 juni 2012 zei hij op Radio 1 dat het weigeren van een dienstbevel dat in strijd is met het oorlogsrecht, niet gestraft maar geprezen zou moeten worden.

Twee dagen later diende Timmermans samen met partijgenoot Angelien Eijsink Kamervragen in bij de toen al demissionaire ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken: “Deelt u de mening dat inmiddels voldoende duidelijk is dat het platbranden van die kampong (dorp) vanuit militaire optiek geen proportionele maatregel was, maar toch vooral een represaillemaatregel? Zo ja, deelt u de mening dat het weigeren van een dienstbevel indien uitvoering van dat dienstbevel een flagrante schending van het (humanitaire) oorlogsrecht zou opleveren, niet alleen een juridische plicht is, maar zelfs een te prijzen opstelling is voor (Nederlandse) militairen? Zo ja, bent u bereid alles in het werk te stellen om voor de drie veroordeelde mariniers, die weliswaar na enige tijd gratie kregen, maar nog steeds geen eerherstel hebben gehad, volledig eerherstel te bewerkstelligen?” 

Vervolgens diende Timmermans op 15 juni in aanvulling daarop nog een aantal schriftelijke vragen in. Deze trokken de kwestie van eerherstel breder naar alle andere veteranen die in Indonesië geweigerd hadden oorlogsmisdaden te plegen en daarvoor waren veroordeeld.

Toenmalig minister van Defensie, Hans Hillen, antwoordde namens het demissionaire kabinet afwijzend: “In beide gevallen hebben de rechters geoordeeld dat het platbranden van de kampong vanuit militair oogpunt noodzakelijk was en dat er geen sprake was van een represaillemaatregel. Met de brief van 2 juni 1949 […] heeft de toenmalige minister-president de Kamer gemeld dat deze zienswijze werd gedeeld door onder anderen de Legercommandant. Er zijn mij geen feiten of omstandigheden bekend die aanleiding geven de beoordeling van destijds te wijzigen.”

Nadat er in september met de PvdA een nieuwe regering was gevormd, werd Timmermans geïnstalleerd als de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken. Feitelijk was hij nu in de positie om de drie mariniers alsnog eerherstel te geven. Maar ook na aandringen deed hij dit niet.

De zaak van de drie mariniers was in de publiciteit gekomen door inspanningen van onafhankelijk onderzoeker Max van der Werff – ook bekend van zijn onderzoek naar MH17 – die zich destijds inzette voor de erkenning van Indonesische slachtoffers van Nederlands geweld. Hij reisde naar Indonesië om ter plaatse onderzoek te doen, schreef stukken op zijn toenmalige website 7mei.nl en attendeerde ook journalisten op het verhaal van de drie. Zo verscheen in juli 2012 in Vrij Nederland het artikel ‘Jongens laten we dit huis sparen‘. En een jaar later ‘Geen moordenaars, wel een strafblad’.

Van der Werff pleitte voor eerherstel van de drie mariniers en alle andere Nederlandse militairen die in Indonesië volgens hem, moreel gezien, de juiste keuze hadden gemaakt. Hij legde ook contact met Timmermans, die hem tweemaal op zijn werkkamer ontving en zijn strijd in eerste instantie leek te steunen.

Nicolien de Hoog is de dochter van een van de drie mariniers die had geweigerd het dorp Sutojayan, ten zuiden van de Oost-Javaanse stad Malang, in brand te steken, waardoor hij in de gevangenis belandde. Het dienstbevel dat hij kreeg, diende geen enkel militair doel maar was uitsluitend een represaillemaatregel. Nadat de drie als landverraders waren afgevoerd om later te worden berecht, werd het dorp alsnog in de as gelegd waarbij onschuldige burgers werden vermoord. Dit omdat Nederlandse jeeps op Indonesische landmijnen waren gereden, waarna wraak volgde op de bevolking.

Nadat Timmermans minister was geworden, stuurde Van der Werff hem tot viermaal toe een e-mail en daarnaast een open brief waarin hij vroeg of hij de door hem gestelde Kamervragen nogmaals wilde beantwoorden in zijn hoedanigheid als minister van Buitenlandse zaken. Van der Werff: “Wat gaat u verder, op korte termijn, concreet doen om het door ons beiden gewenste eerherstel van de drie helden te realiseren?” Uiteindelijk kreeg hij een kort antwoord waarin stond dat hij zich maar moest wenden tot minister van Defensie Hennis-Plasschaert (VVD). Die antwoordde op haar beurt dat zij geen reden zag “om het standpunt van haar voorgangers te herzien”.

Voor zowel Van der Werff als dochter De Hoog was het optreden van Timmermans in 2012 bijzonder teleurstellend. Van der Werff: “Ik heb Timmermans persoonlijk leren kennen als een niet-integer, onbetrouwbaar mens. Hij beloofde mij zich in te zetten voor drie helden die weigerden oorlogsmisdaden te plegen, maar deed niets.” 

In dezelfde periode speelde een andere kwestie over oorlogsmisdaden in Indonesië, waarbij Timmermans zich al net zo tweeslachtig opstelde. Op 19 juni 2012 had hij samen met Kamerleden Van Bommel (SP) en Peters (Groenlinks) Kamervragen gesteld over de wenselijkheid van nieuw grootschalig onderzoek naar Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië. 

Net als het verzoek om eerherstel van de drie mariniers, werd ook dit afgewezen als onnodig. Later, in oktober verzocht de Kamercommissie de nieuwe regering nogmaals na te denken over het financieren van nieuw onderzoek. Opmerkelijk genoeg wees Timmermans in zijn rol als minister het voorstel tot onderzoek af, omdat er al genoeg publicaties over deze periode waren verschenen en er in Indonesië bovendien geen draagvlak was voor een dergelijk project. In plaats van het verleden moesten we ons op de toekomst richten. 

Dit staat in scherp contrast met de huidige standpunten van Timmermans en zijn partij over kolonialisme en slavernij. “Wie het verleden onder ogen ziet, kan werken aan een gedeelde toekomst”, zo valt in het verkiezingsprogramma te lezen.

Ondanks Timmermans’ initiële weigering om nieuw onderzoek te financieren, besloot de regering in 2016 – toen Timmermans al Europees Commissaris was geworden – alsnog 4,1 miljoen euro vrij te maken voor het vierjarige onderzoeksprogramma Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950, dat tussen 2017 en 2022 werd uitgevoerd. Sindsdien hebben zowel de koning in 2020 als premier Rutte in 2022 excuses gemaakt voor ‘extreem geweld’. Maar de mannen die dat geweld in die tijd weigerden uit te voeren, zijn nog altijd niet in ere hersteld. Mede dankzij Timmermans.