Japan capituleerde, maar wij bleven Indië bezetten
Het niet helder benoemen van de koloniale context waarin WOII in Nederlands-Indië plaatshad, zet de onwetende Nederlander op het verkeerde been, betoogt Marjolein van Pagee.
NRC, Opinie, 19 augustus 2016
Deze week stond de geschiedenis van Nederlands-Indië weer in de schijnwerpers. Twee data: 15 en 17 augustus, eerst de Japanse capitulatie en daarna de Indonesische onafhankelijkheidsverklaring. Over het Nederlands kolonialisme in Nederlands-Indië is veel gezwegen, toch vindt er sinds de jaren tachtig in Den Haag een jaarlijkse Indië-herdenking plaats. Wat de ‘Jappen’ nu met Nederlands kolonialisme te maken hebben is voor de gemiddelde Nederlander lang niet altijd duidelijk. Kort door de bocht gaat de Indië-herdenking vooral over slachtofferschap. Terwijl het Nederlands kolonialisme als geheel en met name de zogenoemde ‘politionele acties’ aan daderschap refereert. Ondanks het verschil in beleving hebben deze twee zomerdagen met elkaar gemeen dat beiden nauwelijks bekend zijn.
Op 11 augustus vroeg columnist Zihni Özdil zich in NRC Handelsblad af wie hier in Nederland de heilige huisjes – wat betreft nationale geschiedschrijving – omver durft te werpen. Hij nam het voortouw door de toenmalig minister van Oorlog voor oorlogsmisdader uit te maken. Bij deze durf ik het aan om een ander heilig huisje aan te wijzen. Dat is die van het slachtofferschap, in plaats van daderschap, dat hier in Nederland nationaal herdacht wordt als het om Nederlands-Indië gaat.
De Stichting Herdenking 15 augustus 1945 herdenkt het einde van de WOII. Later dan het moederland werd de Nederlandse kolonie in Azië niet op 5 mei maar op 15 augustus bevrijd van Japanse overheersing. Door de capitulatie kwamen de Indische Nederlanders en Indo-Europeanen weer op vrije voeten te staan na jarenlang geïnterneerd te zijn geweest.
Diezelfde capitulatie zette Indonesiërs aan om op 17 augustus de onafhankelijkheid uit te roepen. Tegen de zin van Nederland, die eerst met hulp van de Britten, het koloniaal gezag weer probeerde te herstellen.
Grootste militair project Nederland
Terwijl Rotterdam nog in puin lag werden meer dan honderdduizend militairen ingezet om het Aziatische eilandenrijk opnieuw onder de duim te krijgen. Een koloniale oorlog die hier eufemistisch ‘politionele actie’ heet. Pas in 1949 en tegen een afkoopsom van 4,5 miljard gulden werd Indonesië vrijheid gegund.
In de regel heeft de Indische gemeenschap minder affiniteit met Indonesische slachtoffers van Nederlandse oorlogsmisdaden. Deze groep voelt zich vooral miskend in het leed dat de Japanners hen tussen 1942 en 1945 hadden aangedaan. Daarnaast voelen zij zich in de kou gezet door de Nederlandse regering en de kille ontvangst nadien. Daarom draait het dus tijdens de herdenking vooral om het slachtofferschap en wordt er zo min mogelijk gesproken over de koloniale context waarin de ellende plaatshad. Het probleem is dat de Japanse bezetting van Nederlands-Indië geen eiland in de tijd is. Door het niet benoemen van de koloniale context waarin deze ellende plaatshad, wordt de onwetende Nederlander op het verkeerde been gezet. Niet Nederland maar Japan komt tijdens deze herdenking als agressor uit de bus. Alsof het Nederlandse daderschap in Nederlands-Indië alleen voorbehouden is aan de Indië-veteranen die tussen 1945 en 1949 naar Indië werden gestuurd.
Maar wie vertelt er op 15 augustus in Den Haag dat Nederlands-Indië als geheel een koloniaal project was waarbij de inwoners van het grote eilandenrijk al eeuwen onderdrukt werden? Een koloniaal project dat door de Japanse inval alleen is onderbroken om na de capitulatie weer opnieuw voortgezet te worden. Wie legt de onwetende Nederlander uit op welke manier 15 augustus niet het einde maar een voortzetting betekende van militair geweld? Hoe diezelfde slachtoffers in daders konden veranderen?
Het Indië-monument is „het symbool van strijd tegen onderdrukking en terreur” zo staat in steen gebeiteld. Dit slaat niet op de Nederlandse maar op de Japanse terreur. Sinds 1980 wordt in Den Haag jaarlijks een herdenking georganiseerd om de bekendheid rondom het slachtofferschap te vergroten. Vorig jaar waren koning Willem-Alexander en minister-president Rutte als hooggeplaatste gasten aanwezig. Maar of zij ook kransen zouden leggen als er Indonesische oorlogsslachtoffers aanwezig zouden zijn? Natuurlijk is een herdenking altijd selectief, je kunt niet het leed van de hele wereld herdenken, maar hier is meer aan de hand.
Als het gaat om Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië zegt Rutte consequent dat hij niet in het verleden wil blijven hangen, hij wil vooruit de toekomst in. In 2013 weigerde hij om tijdens zijn bezoek de juridisch afgedwongen excuses aan Indonesische weduwen over te brengen. Dat moest een maand voorafgaand aan zijn bezoek door de ambassadeur gedaan worden. Op 15 augustus is hij opvallend genoeg wel bereid om het verleden te herdenken. Zolang de koloniale context en het Nederlands daderschap maar niet de boventoon voert.
Sinds de rechtszaken tegen de Nederlandse Staat duiken regelmatig verhalen op over oorlogsmisdaden in Indonesië. De slachtoffers daarvan worden niet herdacht tijdens de Indië-herdenking in Den Haag. Alsof de Nederlandse oorlogsmisdaden in een totaal anders universum plaatsvonden dan de ellende die door het Indië-monument in Den Haag herdacht wordt.
Er heerste hongersnood, er was gebrek aan kleding
Je hoort het vaak: oorlog is niet zwart-wit, het is niet simpelweg de goeden tegenover de kwaden. Maar voordat Nederland toe is aan nuanceren moet eerst het historisch kader rechtgezet worden. De boodschap van: wat hebben wij daar geleden, wat waren de Japanners en Indonesiërs wreed, kan niet gehandhaafd worden zolang dit slachtofferschap niet geplaatst wordt in het kader van Nederlands kolonialisme. In een land dat lijdt aan het braafste-jongetje-van-de-klas-
Elk leed is het vertellen waard, nuance is nodig, maar niet zonder dat het nationale zelfbeeld bijgesteld wordt. Daarvoor moeten heilige huisjes omver, pijnlijke verbanden gelegd. Rutte gaat in november weer naar Indonesië, het lijkt er niet op dat hij van plan is om daar bij het verleden stil te staan, zoals hij dat wel doet bij het Indië-monument in Den Haag.
In een poging om 15 en 17 augustus nader tot elkaar te brengen wil ik meneer Oesnan uit Banyuwangi herdenken. Want ook Indonesiërs hebben geleden onder de Japans e bezetting. Er heerste hongersnood, er was gebrek aan kleding. Oesnan herinnert zich dat ze alleen nog vodden en jute zakken hadden om aan te trekken. Ook zij zijn blij met de Japanse capitulatie. Wanneer Soekarno op 17 augustus 1945 de onafhankelijkheid uitroept, meldt hij zich met zijn vrienden bij het Indonesische verzet om tegen de Nederlanders te vechten. Op 21 juli 1947 landt het KNIL-bataljon Gajah Merah vanuit Bali op het strand van Banyuwangi. De overmacht is veel te sterk, veel van zijn maten vinden de dood tijdens de aanval.
Als een van de weinige overlevenden wordt hij meteen gevangen gezet en vervolgens door een KNIL-soldaat met stroom gemarteld. Elektroden worden aan zijn genitaliën vastgemaakt om hem met stroom tot bekentenissen te dwingen. Juist op dat moment komt er een hogere in rang binnen, ene Van der Meer. Mogelijk heeft deze man medelijden, want hij geeft meteen opdracht om het martelen te staken en gebiedt Oesnan met hem mee te gaan. Hij geeft Oesnan een Gajah Merah-uniform en maakt hem tot zijn assistent. Desalniettemin treffen Oesnans maten een triester lot: ze worden geëxecuteerd. Hij heeft ze nooit meer gezien. Ook dat is Nederlandse geschiedschrijving. Deze is inderdaad niet zwart-wit, maar kan niet om het koloniale karakter heen.
—
Marjolein van Pagee is publicist en documentair fotograaf. Ze reist regelmatig naar Indonesië en woonde een half jaar in Surabaya. Sinds 2010 werkt zij aan het foto-interviewproject Kembang Kuning – Gele Bloem, waarvoor ze Nederlandse en Indonesische getuigen interviewt over 1945-1949.