Recensie NRC

Een bloedstollend boek over de moordpartij van Jan Pieterszoon Coen

Koloniale geschiedenis. Om de handel in nootmuskaat veilig te stellen, roeide Jan Pieterszoon Coen de bevolking van Banda uit, zo schrijft historica Marjolein van Pagee in een bloedstollend boek.

NRC, 6 mei 2021, Door: Jeroen van der Kris

Het is een confronterend citaat: ‘Nederlanders verdragen de kou buitengewoon goed; ze tonen het grootste geduld als er geen voedsel is; ze zijn gewend aan de ontberingen die noodzakelijkerwijs gepaard gaan met lange reizen, en ze hebben profijt gehad van de langdurige oorlog thuis, zowel in vrijmoedigheid als in krijgskunsten. Maar de fragiele lichamen van de Portugezen zijn verzwakt door warmte, ze zijn gewend aan luxe en niet sterk genoeg om zeeziekte of het plagen van de golven te doorstaan. Bovendien zijn de Portugezen in wezen vrouwelijk.’

Het is een citaat waarover je blijft nadenken. En dat is ook de verdienste van Banda van Marjolein van Pagee: het is een boek waarover je blijft nadenken. Deze woorden van Hugo de Groot passen perfect in haar verhaal. Maar over hem straks meer.

Het is niet zo dat er nog niks was geschreven over Banda, de mini-archipel binnen een grotere archipel (de Molukken) binnen een nog grotere archipel (Indonesië). Banda: tien vulkanische eilandjes van nog geen 172 vierkante kilometer. De Waddeneilanden zijn bijna tweeënhalf keer zo groot. Toch was Banda belangrijk: daar kon je in de zeventiende eeuw aan nootmuskaat komen, dat in Europa soms driehonderd keer de inkoopprijs opleverde. Er woonden naar schatting tien- tot vijftienduizend mensen, overwegend moslims.

De eilandjes zijn onlosmakelijk verbonden met Jan Pieterszoon Coen – voor sommigen nog altijd een held, voor anderen de ‘slachter van Banda’. Hij speelde een hoofdrol in het uitroeien van de oorspronkelijke bevolking van Lontor (Banda Besar), het grootste eiland.

Vorig jaar nog verscheen een dikke Coen-biografie van historicus Jur van Goor. Maar de kennis van de gemiddelde Nederlander over het koloniale verleden in het algemeen, en Banda in het bijzonder, is waarschijnlijk beperkt. Je kunt je anders niet voorstellen dat slechts zes procent van de Nederlanders zich schaamt voor dat verleden, zoals blijkt uit onderzoek dat David Van Reybrouck recent citeerde in zijn Revolusi. Goed dus dat Banda er nu is: een handzaam boek voor een breed publiek.

Zo omstreden als Jan Pieterszoon Coen is, zo onbetwist zijn de historische feiten. Een van de belangrijkste redenen voor zijn heldenstatus was de stichting van Batavia (Jakarta). In 1621 voer hij met een vloot van dertien schepen naar Banda. Aan boord 1655 manschappen, waaronder tachtig Japanse  ronin.

De Bandanezen verkochten hun nootmuskaat aan iedereen: Portugezen, Engelsen, Hollanders, regionale handelaren. Maar de VOC wilde een monopolie. De eilanders voelden daar weinig voor, ze waren afhankelijk van de handel. Omdat er op Banda weinig anders groeide dan nootmuskaat importeerden ze veel rijst en sago (palmmeel).

Onthoofd en gevierendeeld

De VOC-macht veroverde eerst Lontor, op het gelijknamige eiland. Inwoners vluchtten de bergen in. Vervolgens probeerde Coen het op een akkoordje te gooien met de bewoners van Selema, een eindje verderop. Zij mochten op het eiland blijven als ze zouden helpen de Lontorezen in de bergen te verdrijven. Maar dat werd geen succes. Uiteindelijk, besloten Coen en zijn ‘scheepsraad’, moesten alle Bandanezen maar van het eiland. Een groep van 789 werd inderdaad afgevoerd naar Batavia en tot slaaf gemaakt. Driehonderd slaagden erin te vluchten naar het eiland Ceram. De meesten kwamen om door honger, kou en ziekten. In de bergen groeide weinig eetbaars.

Gruwelijk was het lot van 44 leiders die complotten zouden hebben gesmeed tegen Coen. Nadat ze met martelingen tot bekentenissen waren gedwongen, werden ze veroordeeld tot de doodstraf. Zesendertig van de veroordeelden werden direct onthoofd, de acht ‘meest schuldigen’ werden eerst levend gevierendeeld.

Naast feiten biedt Banda veel context. Het Habsburgse rijk, de Tachtigjarige Oorlog, het ontstaan van de VOC. Wie niet heeft opgelet op de middelbare school, krijgt alsnog geschiedenisles. Dat hindert niet, het is immers een boek voor een breed publiek.

Interessant zijn vooral de passages waarin Van Pagee een link legt tussen het optreden van de VOC in de Indische archipel en het gedachtegoed van Hugo de Groot. Minder bekend dan zijn ontsnapping in een boekenkist is waarschijnlijk dat hij ook juridisch adviseur was van de VOC. Hij bedacht de ‘theorieën die koloniale wreedheden rechtvaardigden’, stelt Van Pagee. ‘Zijn vertrekpunt vormde het idee van twee rechtssystemen waarbij hij christelijke West-Europeanen onderscheidde van alle andere volken op aarde. Hoewel hij betoogde dat ieder mens volgens het natuurrecht dezelfde rechten had, zag hij alle niet-Europese volken als onderontwikkeld en dus minderwaardig.’

Untermenschen

In navolging van literatuurwetenschapper Mikki Stelder werpt Marjoleine van Pagee de vraag op in hoeverre het Latijnse woord ‘genus’ (soort, geslacht) bij Hugo de Groot ook te vertalen is als ‘ras’. ‘In de denkbeelden van De Groot lopen religieuze en raciaalbiologische argumenten naadloos in elkaar over. Spanjaarden en Portugezen presenteerde hij niet alleen als inherent wreed, bloeddorstig en intolerant, maar ook als fysiek inferieur omdat zij door vermenging met moslims niet helemaal zuiver waren.’ Niettemin, schrijft Pagee, plaatste Hugo de Groot de Spanjaarden en Portugezen wel ‘hoger op de ladder’ dan de ‘niet-witte volken’.

Het zijn interessante, relevante verbanden, die Van Pagee legt. Maar hoe verder je komt in haar boek, hoe meer je je realiseert: dit is geen gewoon geschiedenisverhaal, dit is een J’accuse. Van Pagee zegt het nog net niet, maar ze dwingt de lezer bijna het te denken: Jan Pieterszoon Coen was een Hollandse nazi avant la lettre. Hij haatte een religieuze groep (moslims), geloofde dat Nederland overbevolkt was, en had een aversie tegen vermenging en wilde daarom een zuiver Nederlandse gemeenschap. Ze maakte de vergelijking met de Tweede Wereldoorlog overigens expliciet als ze schrijft: ‘Zo creëerde nazi-Duitsland een verhaal over de Arische mens die bedreigd werd door ‘‘Untermenschen’’ die om redenen van zelfbehoud uitgeroeid moesten worden. Het formuleren van een noodzaak, een denkbeeldige vijand die het voortbestaan van de eigen groep bedreigt, maakt het moorden makkelijker. In het geval van Banda werd de afwijzing van het monopolie uitgelegd als het verbreken van een belofte, een directe bedreiging voor Nederlanders en hun overlevingskansen als opkomende zeemacht.’

Premier Rutte

In haar slothoofdstuk gooit Van Pagee wel erg veel op één hoop. Een kinderboek uit 1931, een VOC-festival van de provincie Zeeland in 1987, de roman Het Schaduwspel van Simone van der Vlugt uit 2018: het moet allemaal illustreren dat er weinig is veranderd in het koloniale denken. Ze oordeelt ook al hard over een online expositie van het Westfries Museum, PALA (nootmuskaat), die nog moet worden ‘geopend’ (zaterdag).

Was het genocide? Van Pagee stelt de vraag niet. Nu is die stelling zeker te verdedigen: er werd een bevolking (bijna helemaal) uitgeroeid. Maar er is ook wel iets tegenin te brengen: ja, het was een bewuste keuze om de eilandengroep te ontvolken. Maar het primaire doel was het veiligstellen van een monopolie en het vestigen van gezag in de Oost.

Genocide of niet, aan de feiten doet dat natuurlijk niets af. Die zijn gruwelijk. Ze maken het onbegrijpelijk dat premier Rutte Coen vorig jaar nog ‘visionair’ noemde, zoals Van Pagee schrijft. Ook daar moest ik even over nadenken. Ik zocht het op, en ja, hij zei het echt.

Voor wie niet zo veel weet over de geschiedenis van Banda, en wie zich niet stoort aan het pamflettistische karakter, is dit een nuttig boek. Wie aan de gruwelijke feiten genoeg heeft, kan ook volstaan met het hoofdstuk over Banda in de eerder genoemde biografie van Jur van Goor. Die is op sommige punten zelfs gedetailleerder.